Verhalen

Een herinnering

Na de oorlog woonde ik voor studie aan de MKLS in Deventer, en wel van maandag t/m vrijdag, gedurende enkele jaren. Van 1945 t/m 1948. Vrijwel steeds ging ik (elke vrijdag) per fiets naar Nunspeet na schooltijd. En dat dus dan omstreeks ruim 4 uur vanaf de Worp in Deventer naar de Welle aan de overkant. En maandagmorgen weer terug.

Het was winter; er was enige ijsgang, maar ja, dat wist ik pas toen ik de IJssel zag. Bij de pont aangekomen kreeg ik te horen; “De pont vaart niet meer,” De reden daarvan ben ik vergeten. Het ijs of de tijd?

Enfin, ik was nogal teleurgesteld, zo in de geest van “hoe kom ik dan in Nunspeet, want daar rekent mijn moeder (weduwe) op mij.” Zaterdags deed ik allerlei klusjes. De oplossing van de pontbaas kwam al heel snel. “Ik heb hier een roeiboot, dus ik breng je wel even naar de overkant!” Natuurlijk zei ik niet nee! Dus hup: de fiets in de boot en ik ook natuurlijk, en toen: varen maar!

We kwamen heel goed naar de overkant, denkelijk wegens de vakbekwaamheid van de pontbaas. Ik ben hem nu nog altijd dankbaar!

Ik heb de roeier nooit meer gezien. En nu vraag ik me af: was het wel de pontbaas? Want ik ging toch iedere week, zo’n 40x per jaar per pont heen en weer. De dank is eigenlijk nog veel groter.

Dit verhaal ontvingen we van dhr. Osinga uit Nunspeet

De pont of de hemel

Dat de pont weleens met de hemel wordt vergeleken ligt niet direct voor de hand. Al vinden wij van de Vrienden van de Veerponten een veerpont meestal een fijn tijdverdrijf. Maar onderstaand verhaal geeft aan, dat sommigen de overeenkomst maar wàt graag inzien.

Op een dag was het nat, regenachtig, geen mooi weer. De boot ligt te wachten in Zierikzee voor de laatste overtocht naar Sophiahaven. Komen er 7 Belgen aanfietsen, net op tijd. Fietsen aan boord gezet. Vraagt de eerste heer, waar kunnen we de overtocht betalen. In de bar meneer, was mijn antwoord. “Alai zunne, we hebben hier een bar”, werd meteen geroepen. “Ja meneer met koffie, bier, warme chocomel met slagroom, bitterballen en broodjes frikadel”, was mijn antwoord.

De reactie schreef boekdelen : “Alai zunne (tegen zijn vrienden), we zijn niet op de d’n boot beland, maar in d’n hemel!”

Dit verhaal ontvingen we van Coby Hoogstad van Frisia rondvaarten

De gele schippersmevrouw

De schippersvrouwen van de veerponten wil ik toch weleens in het zonnetje zetten! Zonder mopperen en steeds goedgezind zijn ze hele dagen in touw. Steeds heen en weer over dek. Trap op trap af. Allemaal om de passagiers het naar de zin te maken. De schippersvrouw is ook de rechterhand van de schipper als er aan de kade aangemeerd moet worden of het schip veilig tussen de wanden van een sluis te loodsen.

Als Vlaamse vrouw van 73 jaar vertoef ik met genoegen elke zomervakantie in Zeeland, om te fietsen langs de waterkant: de Oosterschelde, de Noordzee en het Veerse Meer, gecombineerd met tochtjes op de veerponten. Dat is zalig en ontspannend genieten van de zeelucht, de malse wind, de schilderachtige dorpjes, uitgestrekte vergezichten, en het licht in de lucht.

De mevrouw van “de Onrust” is jeugdig, jong en vinnig en uiterst vriendelijk. Ze doet haar ronde steeds met de glimlach en een praatje bij elke passagier. Als we in de buurt van zeehonden en bruinvissen komen deelt ze aan iedereen een verrekijker uit met een fel geel lint. En iedereen maar turen en turen… tot plots de stem van de schipper over het dek galmt : Allemaal links kijken….. en inderdaad. Met ogen die blinken als karbonkels steken ze guitig hun hoofd boven water, met de vraag in hun ogen… “Heb je ons gezien…..”? om dan plots als de weerlicht weer onder water te verdwijnen!

Onze dag is goed! De vlijtige schippersvrouw haalt één voor één de verrekijkers weer op en hangt ze allemaal over haar schouder, en zo komt ze naar het stuurhuis als een “wandelende gele madame “.
(betreft veer Colijnsplaat- Zierikzee – Burghsluis ).

Dit verhaal ontvingen we van mevr. J.de Bièvre uit België.

De burgemeester van Genemuiden

Het water tussen Genemuiden en Zwartsluis heet het “Zwarte Water”. Die naam heeft het niet voor niets. In de winter kan het er behoorlijk spoken. Tegenwoordig ligt het aan een binnenwatertje, in de luwte van Flevoland en achter de afsluitdijk, die het meeste natuurgeweld wat tegenhouden. Maar het volgende verhaal speelt zich af in 1922, en toen was het IJsselmeer nog Zuiderzee, en konden westerstormen zo vrijelijk vanuit de wijde verte het water behoorlijk opstuwen.

In Genemuiden staat een monument om te herinneren aan de ramp in 1922.

In Genemuiden staat een monument om te herinneren aan de ramp in 1922.

In 1922 was de pont nog een kabelpont, waarbij de pontbaas de kabel met de hand moest voorttrekken. Tegenwoordig gebeurt dat door een dieselmotor, maar toen moest er nog spierkracht aan te pas komen. Als gevolg van een vliegende storm, met de bijbehorende hoge golfslag en sterke stroming, lukte het de pontbaas niet, om de pont in Genemuiden te krijgen. Maar niet getreurd, er waren nogal wat sterke mannen aan boord, en die hielpen allemaal mee, om aan de kabel te trekken.

Wat er precies gebeurde, is niet helemaal bekend. Als gevolg van rukwinden, of als gevolg van het feit, dat de pont in de luwte van een landhoofd kwam, of omdat de mannen gewoon te hard trokken……, nou ja, het was zo gebeurd. De pont draaide, en sloeg om. Velen konden niet zwemmen, en tientallen mensen kwamen om.

Ook de burgemeester van Genemuiden kwam in het natuurgeweld om, samen met zijn vrouw. Reden genoeg voor het dorp, om nog maandenlang te rouwen om het verlies van de burgemeester en andere inwoners.

Haast om uit de kerk te komen

Ten oosten van Haastrecht, net voor Hekendorp, ligt er een klooster aan de zuidzijde van de Hollandse IJssel. Het klooster vervulde vroeger een regio-functie voor de Rooms-Katholieke inwoners van Midden-Holland. Velen uit de wijde omgeving bezochten de kerkdiensten in de kerk van het klooster.

Op een zaterdagavond, toen het al donker was, gebeurde het, dat dat de bezoekers naar de kerkdienst wilden. Een aantal van hen, die uit noordelijke richting kwamen, voeren daarbij over met een speciaal klein pontje. Het was zo’n trekpontje, waarbij de pontbaas en vaak ook opvarenden van de pont, aan een kabel kon trekken, om de pont naar de overkant te brengen. Op de foto uit 1991 zien we het pontje nog liggen. Op de desbetreffende avond was het bar slecht weer. En verlichting was er in de wijde omgeving natuurlijk niet te bekennen, hooguit een enkel olielampje.

Het ging, net als altijd, goed. Totdat één van de passagiers meende dat de pont al aan de andere kant was gekomen, en van de pont afstapte. Plons, in het water. Vervelend voor die persoon, maar het had veel grotere gevolgen. Er ontstond al snel paniek; alle mensen snelden naar één kant om te helpen de drenkeling aan boord te hijsen. En dat is nou net iets, wat je op een kabelpont beter niet kunt doen. De pont sloeg om, en, ondanks het feit dat het water ter plaatse misschien maar 60 meter breed is, verdronken diverse mensen in de paniek die ontstond.

Onderonsje met de molenaar

Voor het overvaren met een veerpont moet je betalen. Dat is logisch. Maar vroeger werden veel pontjes met handkracht bediend. De veerbaas moest aan de kabel trekken, of de roeiriemen van de boot bedienen. Het was zwaar werk. In de zomer, met lekker weer natuurlijk wel leuk, maar met storm en regen was het extra zwaar.

Vandaar, dat bij de meeste veerponten de regel gold, dat dubbel betaald moest worden als het hard woei. Maar wanneer waait het nou hard genoeg? Om daarover geen misverstand te laten bestaan, was meestal bepaald, dat dubbel betaald moest worden, als de wieken van een molen in de omgeving in de storm-stand stonden (in een kruis, met één wiek schuin naar boven, en de andere wiek schuin naar beneden).

Dat er hier en daar weleens een onderonsje tussen de pontbaas en de molenaar ontstond, lijkt duidelijk. Voor de pontbaas was het dan een dubbel inkomen. Een flesje geestrijk vocht of een deel van de winst voor de molenaar deed dan al snel wonderen…

De tram reed te hard

Tegenwoordig kennen we alleen maar ponten, waar auto’s fietsen en/of voetgangers mee worden overgezet. Maar vroeger waren er in Nederland ook veerponten, waar treinwagons en tramwagons mee werden overgezet. Tussen Enkhuizen en Stavoren werden lange tijd goederenwagons overgezet over het IJsselmeer, net als in Amsterdam vanaf de stadskant naar het AKZO-terrein in Amsterdam Noord.

Tussen de Zeeuwse en Zuid-hollandse eilanden werden vroeger tramwagons overgezet. Dat waren vooral goederenwagens met suikerbieten die op de eilanden geteeld werden, die dan naar de suikerfabrieken rond Rotterdam en in Noord-Brabant werden gebracht. Normaal gesproken moesten de goederenwagens met een (stoom)locomotief op de pont worden gebracht. Dat kostte nogal wat rangeerwerk, en duurde dus nogal lang.

Vandaar dat men soms een wat snellere methode had bedacht. De machinist van de stoomlocomotief gaf de wagen (waar geen automatisch werkende remmen op zaten) een duwtje, en de wagon rolde dan vanzelf van de steiger af op de pont. De rangeerder reed dan op de goederenwagen mee, en draaide de handrem op het juiste moment aan. Niet te vroeg, want dan kwam de wagen nog op de steiger tot stilstand. Maar ook niet te laat, zoals ook weleens is gebeurd. De wagen, met rangeerder, rolde vrolijk verder, over het einde van de pont, waar het stootblok niet veel meer uithaalde. De wagen ging, met rangeerder en al, kopje onder. Dat een goederenwagen niet, zoals de rangeerder, kon zwemmen, en er dus met heel veel moeite moest worden uitgetakeld, dat moge bekend zijn.

Naar de onderwereld

In de Griekse mythologie kwam ook al een veerpont voor. Lees hier het verhaal erover.

Het dodenrijk werd beheerd door de god Hades. In zijn rijk kwam geen levend mens binnen. Allen de zielen der gestorvenen hadden er toegang. Als je dood was, dan begeleidde Hermes de ziel naar Hades’ rijk. Je kwam er via een kloof in de rotsen, vanwaar de ondergrondse gang steeds dieper leidde naar het Dodenrijk. Eerst kwam je aan bij een onderaardse rivier, de Styx. Daar stond een veerman gereed, Charon genoemd.

Je werd overgezet door deze veerman overgezet naar de overkant, waar de ingangspoort van het dodenrijk was. Die werd bewaakt door Kerberos, een monsterachtig, grote waakhond met drie koppen. Het dier liet alleen de door Hermes begeleidde zielen door. Tenslotte werd je voor de troon van Hades gebracht, die het laatste oordeel over je uitsprak (of je een goed of een slecht mens was geweest).

De veerman werkte niet voor niets. Als je overgezet wilde worden, dan moest je betalen met een muntstuk. Maar de mensen op weg naar het dodenrijk hadden geen portemonnai of een andere mogelijkheid om geld mee te nemen. Daarom werd door de overlevenden in de echte wereld vaak een muntstuk in de mond van de overledene gelegd. De veerman Charon kon met deze munt dan worden betaald.

In je eigen tijd

De Veerman is maar een gewoon mens. Hij heeft dus, net als ieder ander, wel eens de behoefte een ‘zekere plaats’ te bezoeken. Op een moment van de dag dat ik geen bezoekers zag moest ik ook zo nodig en dacht dit wel even rustig te kunnen doen. Maar nauwelijks was ik gezeten of de deur werd opengetrokken. “Ik heb haast en mot naar de overkant, ken je me snel effe overzetten” werd er ongeduldig gezegd. “Maar man, je begrijpt toch wel wat ik aan het doen ben” antwoorde ik. “Ja, doe dat maar in je eigen tijd. Maar zet mij eerst gauw over…!”

Dit verhaal ontvingen we van veerman Henk Brussee

De hond en de pont

Elke morgen,zo rond een uur of negen was het weer het zelfde: wanneer ik met de pont arriveerde kwam de hond luid blaffend aangestoven. Wild blaffend rende hij dan heen en weer langs het veer. “Hij is bang”, vertelde zijn bazin, “maar toch wil ik nog eens proberen of hij mee wil op het pontje”.

“Nou, dat kan toch”, zei ik. “Ja, maar ik heb nu geen geld bij me”. Ik beloofde het wel voor te schieten” u komt toch elke morgen uw hond hier uit laten, geef het dan morgen maar terug”. Daar wilde zij wel mee accoord gaan en probeerde haar hond mee te lokken. Deze had daar echter niet veel zin in. De vrouw haakte de riem aan zijn halsband en trok hem toen, met grote krachtsinspanning de pont op.

We waren nauwelijks enkele meters van de kant toen zij de hond los liet. Deze nam zijn kans waar en met een enorme sprong was hij van de pont af, maar niet op de wal maar in het water. Hij probeerde op de wal te komen maar door de steile walkant lukte het niet. De vrouw was in alle staten. “O, mijn hond,” jammerde zij “mijn hond verdrinkt, hij kan niet zwemmen, ga terug!”.

Zachtjes voer ik terug. “Ho, voorzichtig, straks zit hij tussen wal en boot”! Vlak voor de kant sprong zij van de boot en knielde aan de waterkant om zo haar hond te pakken, maar de afstand was te groot, zij kon er niet bij. Prompt liet zij zich voorover vallen en liggend, half op de wal met haar armen in het water pakte zij haar hond bij de halsband. “Pak mijn benen”, riep zij” ik krijg hem er zo niet uit”. Maar ik durfde de pont niet te verlaten omdat die anders zou afdrijven. Gelukkig kwam er juist iemand aan fietsen, die sprong meteen van de fiets en trok haar aan de benen op de wal waar daarna ook de hond arriveerde. Half nat, maar dolgelukkig dat zij haar hond had kunnen redden verliet zij het ‘strijdtoneel’. Een uur later kwam zij terug en stopte mij 1 euro in de hand. “Die is voor u, omdat u zo goed geholpen hebt”! Nu zie ik haar elke ochtend weer met haar hond die niet meer in de buurt van het pontje durft te komen…..

Dit verhaal ontvingen we van veerman Henk Brussee

De boot gemist

Tussen het kerkdorp Neer en het gehucht Rijkel (onder Beesel) vaart sinds enkele jaren weer een voetveer. Ouderen onder ons weten zich te herinneren dat hier vroeger ook al een voetveer actief was. De vader van de huidige veerman, Pierre Bongers, was hier vanaf zijn lagere schooltijd tot aan zijn overlijden op 73-jarige leeftijd de veerman die voetgangers en fietsers overzette.

Eerst was dat met een grote stalen roeiboot, later met een klein motorbootje. In dit motorbootje lag een bescheiden motor van het merk “Petter”, die met een slinger aangezwengeld moest worden. In winterdag was dat altijd een hels karwei waar dan vaak een half uur eerder voor opgestaan moest worden. Maar met een scheut spiritus in de luchtfilter wilde dit meestal wel lukken.

In deze tijd gingen veel jongelui op vrijerspad naar de andere kant van de Maas. Na zo’n avond bij hun vriendin verzamelde deze vrijersclub zich meestal in het oude Veerhuis om gezamenlijk te worden overgezet. Meestal was het dan wel gezellig. Maar er was ook wel eens onenigheid. Wanneer veerman Pierre het gezelschap uiteindelijk met een flinke slok op naar de overkant had gezet, is het wel eens voorgekomen dat een minnaar die wat te lang bij zijn geliefde was gebleven letterlijk de boot gemist had.

Hij kwam dan ver na middernacht bij het voetveer om nog overgezet te worden toen veerman Pierre allang op zijn bed lag. Na zijn fiets in het bootje gestald te hebben en luidruchtig te kennen had gegeven dat hij nog over wilde werd hij uiteindelijk flink boos toen hij bemerkte dat er niets anders opzat dan de nachtelijke tocht over de brug in Roermond te maken om thuis te komen. Om zijn woede af te reageren pakte deze persoon de slinger om de motor aan te zwengelen die voor de motorkast in het bootje lag en smeet deze woedend 10 meter de Maas in!

De volgende morgen kwam de veerman tot de ontdekking dat de slinger verdwenen was en omdat er geen reserveslinger aanwezig was heeft hij enkele dagen de roeiboot moeten gebruiken. Gelukkig is het toch nog goed gekomen, want ondanks dat er geroeid kon worden, was een roeiboot in de jaren ’50 toch al flink ouderwets.

Dit verhaal ontvingen we van veerman Ton Bongers

Onbekend verhaal

Nee, hier staat niet een verhaal over iets onbekends of zoiets. Maar als jij nog een verhaal weet over een veerpont, over de pontbaas, of over passagiers van een pont, dan willen we dat graag weten. Stuur ons gerust een e-mailtje, en wellicht wordt jouw verhaal dan hier ook genoemd.

Een e-mail kun je sturen aan webmaster@veerponten.nl.